Kleur is een eigenschap van licht die wordt bepaald door de verschillende golflengtes waaruit dat licht is samengesteld.
Mensen nemen licht waar wanneer elektromagnetische straling met een
golflengte tussen 750 en 400 nanometer het oog bereikt. De samenstelling van golflengtes wordt het spectrum genoemd.
Het moet hier wel opgemerkt worden dat er geen voor de hand liggende relatie is tussen de natuurkundige definitie van kleur en de actuele kleurervaring, zoals deze zich aan een mens voor doet.
De kleur van een oppervlak wordt bepaald door het deel van het licht dat door dat oppervlak wordt weerkaatst.
kleurencirkel in de schilderkunst (rood-blauw-geel)
De hier afgebeelde traditionele kleurencirkel bestaat uit zes kleuren, rood, oranje, geel, groen, blauw en paars. De primaire kleuren rood, geel en blauw staan in een driehoek. Hetzelfde geldt voor de secundaire kleuren oranje, groen en paars. De complementaire kleuren staan tegenover elkaar. Rood staat tegenover groen, geel tegenover paars, oranje tegenover blauw.
Iets uitgebreider is de kleurencirkel van Johannes Itten.
Deze bevat naast de bovengenoemde zes kleuren ook nog de zes "tertiaire kleuren" geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen, en heeft dus in totaal twaalf kleuren. Met deze heel eigen interpretatie van het begrip "tertiaire kleur" heeft Itten veel verwarring geschapen. Behalve in de schilderkunst wordt deze kleurencirkel veel gehanteerd in het bloemschikken.
Ittens kleurencirkel is gebaseerd op het subtractief kleursysteem (waarmee wordt bedoeld met verf en licht die op de verf valt). Itten kent als primaire kleuren rood, geel en blauw. De secundaire kleuren zijn oranje, groen en violet. De tertiaire kleuren ontstaan uit de menging van een primaire en een secundaire kleur. In latere jaren werd echter duidelijk dat de primaire kleuren van Itten niet de werkelijke primaire kleuren zijn, maar deze slechts benaderen. Rood is bijvoorbeeld geen echte primaire kleur, wel het roze, paarsachtige chinacridon. Deze fout heeft tot gevolg dat met de primaire kleuren van Itten geen goed paars gemengd kan worden. Niettemin zijn de subjectieve kleurervaringen die Itten in zijn boek presenteert (bijvoorbeeld de zeven kleurcontrasten) nog steeds erkend als een zinvolle beschrijving voor studenten.
De zeven kleurcontrasten van Itten zijn:
het kleur-tegen-kleur contrast: alle zuivere verzadigde kleuren, rood-geel-blauw is het sterkst.
het licht-donker contrast: zwart-wit is het sterkst.
het warm-koud contrast: rood-oranje(cadmium licht) tegen Blauw-groen(mangaan-oxide)is het sterkst.
het complementair contrast: rood-Groen of Geel-Paars of Oranje-Blauw, complementaire paren versterken de kleur het meest.
het simultaan contrast: het verschijnsel dat een willekeurige kleur de complementair-kleur virtueel oproept, zo neemt grijs binnen oranje schijnbaar een blauwe tint aan.
het kwaliteitscontrast: verzadigd tegen onverzadigd, door menging met wit, zwart of grijs, waarbij grijs makkelijk het simultaan contrast opwekt.
het kwantiteitscontrast: veel van een of twee kleuren tegenover weinig van een andere kleur.
De kleurencirkel van Gerritsen
is gebaseerd op lichtprimairen en bevat zes kleuren.
De primaire kleuren zijn: rood, blauw en groen (het blauw wordt ook wel violet genoemd).
De secundaire kleuren, die ontstaan uit menging van twee primaire kleuren, zijn magentarood, cyaanblauw en citroengeel.
De tertiaire kleuren ontstaan uit menging van een primaire en een secundaire kleur.
De door Gerritsen genoemde kleuren geven optimale mogelijkheden de kleurenleer te verklaren en komen tot maximale resultaten bij het mengen van Harmonie en verhouding.
Kleurenharmonie betekent dat de combinatie van de gekozen kleuren mooi wordt gevonden. Alhoewel dit een subjectief begrip is vinden toch veel mensen hetzelfde mooi. Vanuit de kleursystematiek kunnen we de conclusie trekken dat een combinatie mooi is indien deze is opgebouwd uit een wetmatige samenhang. Dit zijn de combinaties die we volgens een kleurencirkel samenstellen.
Monochrome harmonie
Deze bestaat uit slechts één kleurtoon en daarvan een aantal nuances, alles in geel bijvoorbeeld. We noemen dit ook wel ton sur ton of toon in toon.
Analoge harmonie
Als we een combinatie kiezen die net iets verder uit elkaar ligt dan bij de monochrome harmonie, dan noemen we dit een analoge of naastliggende (aanliggende) harmonie.
De monochrome en de analoge combinaties worden ook wel 'op kleur' genoemd, bij analoog is dit alleen zo als de kleuren dicht bij elkaar liggen.
Polychrome harmonie
Hierbij combineren we meerdere kleurtonen. Handig is hierbij de hulp van de schema's van de twee-, drie-, vier-, en meerklanken, we noemen dit ook wel kleuraccoorden of kleurklanken.
Achromaten
Dit zijn alle nuances tussen wit en zwart. Het zijn de grijzen ofwel de niet-kleuren. We noemen het ook wel neutrale kleuren.
De kleurklanken
Tweeklank (bichromatische combinaties)
Kiezen we twee tegenover elkaar liggende kleuren dan noemen we dit een complementaire tweeklank.
Drieklank (trichromatische combinaties)
Kiezen we drie kleuren op gelijke afstand in de cirkel dan noemen we dit een regelmatige drieklank.
Kiezen we een combinatie waarbij één of twee van de kleuren net naast de regelmatig gekozen kleuren liggen dan noemen we dit een onregelmatige drieklank.
Vierklank
Kiezen we vier op gelijke afstand liggende kleuren dan noemen we dit een regelmatige vierklank.
Kiezen we een combinatie waarbij één of meer van de kleuren net naast de regelmatig gekozen kleuren liggen dan noemen we dit een onregelmatige vierklank.